De geschiedenis van de Rooms-Katholieke begraafplaats in Rijssen
In de middeleeuwen was het de gewoonte dat de overledenen in en rond het kerkgebouw begraven werden. De notabelen en priesters werden in de kerk begraven en de gewone mens rond de kerk.
Dat gebeurde in Rijssen ook. In ‘de Schildkerk (deze was vóór de Reformatie Rooms Katholiek) werd zo dicht mogelijk bij het altaar, het allerheiligste, begraven.
De naam kerkhof is ontstaan door het begraven rond het kerkgebouw, op het hof van de kerk.
Pas in 1829 vaardigde koning Willem I opnieuw een verbod uit op het begraven in de kerk; terwijl Lodewijk Napoleon dat al in 1804 verboden had. Het heeft echter nog tot 1869 geduurd eer de begrafeniswet door het parlement werd aangenomen. Vanaf die tijd moest een kerkhof buiten het bewoonbare gedeelte van de stad liggen.
Een historische terugblik
In de vroege geschiedenis van Rijssen dienden verschillende locaties als begraafplaats. Tot 1800 werden overledenen begraven in en rondom de Schildkerk, op de zogenaamde “Hof van Rijssen”.
Van het Oranje-kerkhof naar een eigen Rooms-Katholieke begraafplaats
Een andere belangrijke begraafplaats is het “Oranje-kerkhof”, door de Rijssenaren ook wel ’n Ooln Koarkhof (de Oude Begraafplaats) genoemd, gelegen aan de Lentfersweg 5. Dit kerkhof werd in 1829 in gebruik genomen. In 1827 kocht de Gemeente Rijssen het terrein, bestaande uit twee percelen: één van Jan Heedt voor 200 gulden en één van Geertrui Stokkers, weduwe van Jan Hendrik ter Weel, voor 225 gulden. Een deel van de muur rondom het kerkhof werd opgetrokken uit stenen afkomstig van de in 1826 ingestorte kerktoren van de Schildkerk.
Later werd aan de Enterstraat een Rooms-Katholiek kerkhof aangelegd. Deze begraafplaats kreeg een eigen plek, los van de algemene begraafplaatsen, om te voldoen aan de wens van de Rooms-Katholieke gemeenschap in Rijssen.
Na de Reformatie, toen het merendeel van de bevolking in Rijssen protestants werd, ontstond bij de Rooms-Katholieke gemeenschap de wens om een eigen begraafplaats in de stad te hebben.
De Geheime Inzegening van het Kerkhof
“Het Rooms-Katholieke kerkhof te Rijssen werd op zaterdag 27 november 1880 kerkelijk gewijd door pastoor Henricus Joannes Weitjens, die hiertoe door de Aartsbisschop was gemachtigd. Vanwege de vrees voor de vele protestanten in de regio, die vaak verbitterd stonden tegenover de oprichting van een Rooms-Katholiek kerkhof, werd de inzegening volledig in het geheim uitgevoerd.”
Er werd besloten dat per graf twee overledenen begraven mochten worden. Hoewel deze keuze destijds omstreden was, werd het uiteindelijk opgenomen in het reglement.
‘Op maandag 29 november 1880 werd de eerste overledene begraven (III klasse, Lett A, NO 1), te midden van een grote menigte mensen. De Rooms-Katholieken gedroegen zich respectvol, terwijl de Protestanten kalm bleven. Alles verliep zonder problemen.’
Bouw van de ingangspoort en toren op het Rooms-Katholieke kerkhof
Op 30 november 1880 schreef pastoor H.J. Weitjens van de H. Dionysiuskerk een verzoek aan de bisschop, namens het kerkbestuur van de Rooms-Katholieke Parochie, waarin werd gevraagd om op het nieuw opgerichte kerkhof een overdekte ingangspoort met toren en lijkenkamer, inclusief een kapel en kleedkamer, te bouwen. Dit volgens de tekening van architect Gerhardus te Riele uit Deventer, die aan Z.D.H. was overhandigd.
Gerhardus te Riele was leerling in het atelier van Pierre Cuypers, wat terug te zien is in de bouwstijl van het poortgebouw: hoog, neogotisch en geïnspireerd door de Hollandse neo-renaissancestijl, volledig uitgevoerd in baksteen. De bouw werd voltooid in 1881.
Bouw, restauratie en bijzondere details van het Poortgebouw
Het ijzeren poortwerk in het stenen poortgebouw werd vervaardigd door Arnold Struik, die een smederij aan de Veemarkt had. Zijn bijnaam was “Bamboe”, omdat hij een fiets met bamboe spatborden had. Ook creëerde hij een metalen uiltje dat op de middenspits van het hekwerk werd geplaatst, waar het tot ongeveer 2010 bleef staan. Toen werd het uiltje door iemand meegenomen, die het blijkbaar mooier vond om het voor zichzelf te houden dan het aan de geloofsgemeenschap te laten.
In 1936 werd het hekwerk aan de Enterstraat geplaatst, waarbij de haag aan de straatkant verdween. In 1998 werd het poortgebouw gerestaureerd, en in 2003 werden zowel het hekwerk bij het poortgebouw als het hekwerk langs de straat gerestaureerd.
Het begrafenisritueel
door de jaren heen
Tegenwoordig wordt de kist van een overledene gezegend met wijwater, bedekt met aarde, en klinkt de uitspraak:
“Bedenk dat gij van aarde zijt en tot de aarde terugkeert”,
waarna de priester of pastoor het kruisteken maakt.
In vroegere tijden werden al rituelen uitgevoerd rondom het begraven van de doden. Omdat de katholieken op de Eerste Algemene Begraafplaats van Rijssen werden begraven, en de grond daar niet gewijd was, strooide een priester mogelijk gewijde grond in de kist, volgens het protocol van de Katholieke Kerk. Dit ritueel stamt uit de middeleeuwen, maar is in de loop der tijd verdwenen. Later werd het gebruik om gewijde grond over de kist te strooien, wat nog steeds in de praktijk wordt gebracht.